Verantwoording van de in het boek De proefkolonie
gebruikte bronnen → terug naar het
overzicht van de verantwoordingen
Lees
hieronder of klik op het boek om de pdf te openen |
![]() |
Er werd begonnen met 52 gezinnen. Het gezin Stellinga is na de
dood van de man opgeheven (november 1818). Daarna zijn negen
gezinnen vertrokken: Dikkeboom (januari 1819), Metz en Rigagneau
(april 1819), Breukel en Vos en Van Rhee (april 1820), weduwe
Vergeer (augustus 1821), Muller (januari 1822) en Abraham Koppejan
(maart 1822), zodat er 42 gezinnen overgebleven zijn.
Christiaan Sepp Jzn, gedoopt Amsterdam 1 mei 1773, commissaris en
boekverkoper, komt vrij uitgebreid voor in het boek De
bedelaarskolonie. Hij schrijft zelf verslagen van de door hem
geleide bedelaarstransporten en de daarop volgende bezoekjes aan
de vrije koloniën. De hier gebruikte fragmenten komen uit zijn
verslag in de Star van april 1823, pagina 295. Bijzonder is dat
onder de door hem begeleide bedelaars nogal wat vrijwilligers
zaten die door Sepp zelf in het Amsterdamse werkhuis waren
geworven met – naar achteraf zal blijken – wel bijzonder
rooskleurige verhalen over de Ommerschans.
Gerards en Tersmetten betrekken hun boerderijen op 20 december
1823, stamboek hoevenaars Ommerschans invnr 1579.
De hier weergegeven opvattingen van Johannes van den Bosch staan
al in de Star van januari 1819 en ook trouwens in zijn
Verhandeling uit 1818. De brief van Dominicus Meeder wordt op 10
april 1824 door directeur Visser doorgestuurd naar de permanente
commissie, invnr 69. De problemen van Jan Westerveld spelen in
februari/maart 1825, invnr 72.
De vier tot vrijboer gepromoveerde proefkolonisten die er op korte
termijn de brui aan geven zijn Arends, Meeder, Tersmetten en
Westerveld. Van die vier keert alleen Tersmetten terug naar het
westen, de andere blijven in de buurt wonen. Zo vestigt Westerveld
zich in het dorp waar zijn echtgenote vandaan komt, een stukje ten
noorden van Frederiksoord, en Meeder in Avereest. Zijn dochter
trouwt dan met een broer van de in december 1822 aangetreden
onderdirecteur van de Ommerschans Harloff.
Het meisje dat in het weeshuis een miskraam krijgt als ze met
verlof in Koog aan de Zaan is, heet Engeltje Oerhaan, soms
geschreven als Torhaan. Behalve over het Sterrebos vertelt ze ook
over een huisverzorgster die ‘haar wel middelen aan de hand heeft
gegeven om de vrucht aftefrijven, zeggende hier van zelve wel
gebruik gemaakt te hebben, wanneer zij zwanger was.’ De schout van
Koog aan de Zaan, Waigert Evert Smit, schrijft hierover enkele
malen aan de permanente commissie in januari/februari 1824, invnr
68. Ongerust geworden brengt hij met zijn plaatsgenoten Dirk Groen
en Jan Huurman een bezoek aan de kolonie en wordt hij volgens een
brief van Wouter Visser van 28 februari 1824, invnr 68, helemaal
gerustgesteld.
De slijtage van Johannes van den Bosch tekent zich vooral af in
maart/april 1823, invnr 64 en invnr 65. In brieven op 12 maart, 14
april, 19 april, 11 en 26 mei wordt hij steeds klageriger en
bozer, met als eindresultaat zijn uitbarsting op 28 mei. Over zijn
secretaris schrijft hij: ‘Mijne bezigheden groeien zodanig aan en
mijne bureau onkosten worden zo aanzienelijk dat ik UWelEd
voorstellen moet aan mijn secretaris de Heer van Riemsdijk ƒ6-
wekelijks toeteleggen, Ik heb nu reeds twee jaren ƒ7- wekelijks
aan dezelve betaald. Het zou niet billijk zijn op den duur deze
opoffering van mij te vorderen en dat wel te minder daar aan de
Heer Ameshoff reeds lang bureau onkosten betaald worden die zeker
geen 1/10 gedeelte van het werk te verrichten heeft als ik. Ik zal
dan voor eerst aan de Heer van Riemsdijk nog ƒ2- uit mijn zak
toeleggen.’
De bekendste beschrijving van die reis is natuurlijk Jacob van
Lennep, Nederland in den goeden ouden tijd. Zijnde het dagboek van
Jacob van Lennep van een voetreis met zijn vriend Dirk van
Hogendorp door Nederland in 1823, M.E. Kluit (ed), Utrecht 1942,
waarbij het bezoek aan de vrije koloniën op pagina 121 tot 128
staat, maar hier is vooral gebruikt het verslag dat Dirk van
Hogendorp in een brief van 8 juli 1823 aan Isaäc da Costa doet van
het bezoek.
Overigens is op die pagina 121 sprake van een reis die Dirk vier
jaar geleden gemaakt heeft, waarbij hij ook in Steenwijk geweest
was. Elders wordt duidelijk dat hij toen samen met zijn vader
gereisd had. Dat zou kunnen betekenen dat Dirk er bij was toen
graaf Gijsbrecht Karel van Hogendorp in najaar 1819 de koloniën
inspecteerde namen de commissie van toevoorzigt. Maar zeker is dat
niet.
Abraham Capadose bedankt voor het lidmaatschap in een brief aan de
permanente commissie dd 3 juli 1823, invnr 66. In de permanente
commissie-notulen van 10 juli, invnr 20, staat: ‘Deze brief aan
den Heer van Meurs opzenden, met verzoek om de P.K. tw willen
berigten, of ZE ook in staat zij het raadselachtige van dezen
brief optelossen.’ Van Meurs is secretaris van de subcommissie
Amsterdam. De 18de juli schrijft Van Meurs dat hij bij Capadose
langs is geweest, invnr 66.
Het verslag van dat eerste transport van wezen uit Amsterdam
staat in een nadrukkelijk als ‘confidentieel’ betiteld stukje bij
een brief van de subcommissie Amsterdam dd 21 augustus 1824, invnr
70. Datzelfde brief meldt nog over het vertrek: ‘(…) over het
algemeen waren de kinderen te vreden, en door veele werden bij hun
vertrek de bekende volksliederen gezongen.’
Bijvoorbeeld het Burgerweeshuis uit Amsterdam ziet verder af van
subsidie volgens J.Th.Engels, Kinderen van Amsterdam, Zutphen 1989
pagina 68. Over het verzet vanuit het weeshuis in Workum tegen
opzending naar Veenhuizen in dit en komende jaren wordt verhaald
in J.E. Bazuin, Wezen van Workum, geschiedenis van het
Stadsburgerweeshuis, Sneek 1994, op bladzijde 54-59. Het citaat
komt uit een brief van de subcommissie aan de permanente commissie
dd 11 juni 1825, invnr 74. Verder staat veel over het verzet van
weeshuizen in het boek De kinderkolonie.
Het lofdicht van Willem Messchert heet De Maatschappij van
Weldadigheid en staat in de Star van april 1822, pagina 301.
Tweeënhalf jaar later, 21 april 1825, invnr 73, zegt hij op. De
permanente commissie vraagt 4 mei aan de subcommissie Rotterdam om
eens met Messchert te gaan praten, invnr 356, en op 16 mei
schrijft de Rotterdamse voorzitter, G. Van Gennep, dat hij een
gesprek heeft gehad zonder dat Messchert op zijn schreden terug
wil keren, alles invnr 73.
Op 17 april 1824, invnr 69, schrijft directeur Wouter Visser aan
de permanente commissie: ’De Permanente Kommissie heb ik de eer
hier nevens ter fine van approbatie te doen geworden een rekening
met de aanneemers Smit en Bodestaf, betrekkelijke den opbouw van
24 koloniale woningen op kolonie N7.’
De beschrijving van de interne financiële stand van zaken van de
Maatschappij is een samenvatting van de uitgebreide beschrijving
door Kloosterhuis pagina 231 ev. Meer over de financiële woelingen
tot aan 1859 staat in het boek De kinderkolonie.
De ruzie ging tussen onderdirecteur Vogelensang en
adjunct-directeur Van Waardenburg of Wardenburg, blijkens een
brief van Wouter Visser van 16 juni 1824, invnr 69.
Diezelfde Van Wardenburg werd er na zijn ontslag in 1827 van
beschuldigd de schrijver te zijn van de brochure Vlugtige
waarnemingen omtrent de ondernemingen der Maatschappij van
Weldadigheid in de noordelijke provinciën van het Koningrijk der
Nederlanden, 1828.
Daarop werd een tegenbrochure uitgebracht: Beoordeling en
wederlegging van de brochure Vlugtige waarnemingen…etc, invnr
3508. Daarnaast was er een tegenbrochure van proefkolonist Klaas
Visser. Tegenstanders beweerden dat hij het niet zelf geschreven
had, maar dat Jan Hessels van Wolda de schrijver was. Dat is niet
waarschijnlijk, op diverse plaatsen in het boek wordt duidelijk
dat de kolonist uit Grootebroek zeer vaardig met de pen was.
Hoe dan ook, in de tegenbrochure werd Van Wardenburg aangewezen
als de schrijver van de ‘Vlugtige waarnemingen’.
Daarop kwam Van Wardenburg weer met een brochure waarin hij dat
ontkende, hij zou slechts informatie verschaft hebben aan de
schrijver. Die eigen brochure van Van Wardenburg heet De
Permanente Commissie en de directeur der koloniën van de
Maatschappij van Weldadigheid voor den regterstoel van het
algemeen gebragt.
Niet allemaal keren ze terug naar Frederiksoord. Proefkolonist van
het eerste uur Jan Berends verlaat in 1825 de kolonie ‘voorgevende
door bijzondere omstandigheden in staat te zijn gesteld, in de
gewoone maatschappij een behoorlijk bestaan te zullen hebben’, uit
brief Wouter Visser dd 7 oktober 1825, invnr 76.
De subcommissie Leiden schrijft op 28 november 1823, invnr 67, en
15 maart 1825, invnr 72, over de broer van Johannes van der
Heijde, de informatie over zijn nakomelingen die hem opvolgen is
afgeleid uit wiewaswie-gegevens. Overigens zal die broer,
Matthijs, er op het laatste moment van afzien en pas veel later
als arbeidershuisgezin in Veenhuizen terechtkomen.
De boze brief van de subcommissie Zaandam is gedateerd 5 juni
1824, invnr 69, de permanente commissie reageert uitgebreid 21
juni 1824, invnr 355, met ook een briefje naar burgemeesters van
Zaandam en op 25 augustus 1824, invnr 70, melden laatstgenoemden
dat de subcommissieleden weer hun functies hebben opgenomen.
Nieuw huwelijk van de weduwe Weender: Vledder, huwelijksakte, 20
augustus 1825, aktenr. 11
Bruidegom: Abram Hermens Smit, gedoopt te Zaltboemel op 22 06
1760; weduwnaar van Aagje Keg, zoon van Harm Abrams Smit en Maria
Schelkens.
Bruid: Grietje van Voorst, gedoopt te Zaandam op 14-08-1772;
weduwe van Joannes Weener, dochter van Jan Pietersz van Voorst en
Grietje Jochems.
Dat men mee wil werken aan het huwelijk van Albert Klaver en de
dochter van Bosch in een brief dd 29 april 1823, invnr 65, hun
latere aanname als kolonist staat in de rode boeken van
Kloosterhuis. Het citaat ‘Het ligt in den aard van den mensch, dat
het bestrijden zijner meeningen zijne energie opwekt.’ komt uit
Westendorp Boerma 1927, pagina 49, de vrijlatingen komen uit het
stamboek van de strafkolonie op de Ommerschans 1822-1827, invnr
1442.
De verdere carrière van Johannes van den Bosch buiten de
Maatschappij is beschreven door Westendorp Boerma 1927 en 1950, de
financiële verliezen van de Maatschappij door Kloosterhuis, pagina
231 ev. en sinds kort ook in het boek De kinderkolonie.
-
--
Terug naar het overzicht van
de verantwoordingen.